Roemrijke geschiedenis van Zang en Vriendschap.
In 2030 bestaat het Koninklijk Haarlems Mannenkoor Zang en Vriendschap tweehonderd jaar. Het langst bestaande mannenkoor van Nederland kent een rijke geschiedenis met geweldige hoogtepunten en helaas ook dieptepunten.
De geschiedenis van het koor is nauw verbonden met de geschiedenis van Haarlem. Zo zong Z&V in 1844 bij de inwijding van de Antoniuskerk aan de Nieuwe Groenmarkt; deed het in 1856 mee aan de feesten ter ere van Laurens Janszoon Coster, de vermeende uitvinder van de boekdrukkunst, ter gelegenheid van de onthulling van diens standbeeld op de Grote Markt en trad het in 1892 op bij het bezoek van koningin Wilhelmina aan Haarlem. In 1957 zong Zang en Vriendschap bij de laatste rit van de ‘Blauwe tram’, de verbinding tussen Amsterdam en Zandvoort via Haarlem: “Trèm, trèm, trèm, dit is je requiem”. Ook bij de ontvangst van het nieuwe koningspaar Willem-Alexander en Màxima in 2013 was ons mannenkoor van de partij. Vrijwel standaard zingt het koor op 4 mei bij de Dodenherdenking in de Bavokerk aan de Grote Markt. Symbolisch voor de nauwe band tussen koor en stad is wel dat de burgemeester van Haarlem bijna per definitie ook erevoorzitter is van Zang en Vriendschap.
Zo nu en dan kreeg het koor ook (inter)nationaal een podium: het zong bij de opening van de Olympische Spelen in 1928 in Amsterdam. En bij de nationale herdenking in de Grote of St.-Bavokerk van de gefusilleerde verzetshelden die waren herbegraven op de Eerebegraafplaats in de duinen bij Overveen. De koninklijke familie was daarbij aanwezig op die 27ste november 1945. In de kerk stond de kist van Hannie Schaft die na de dienst eveneens op de Eerebegraafplaats werd herbegraven.
J.E. Schmitz
Het ‘zangminnend gezelschap’ werd opgericht op 20 februari 1830 op initiatief van J.E. Schmitz, de muzikale hoefsmid’ die woonde aan de Grote Houtstraat. Onder zijn leiding kwamen op die dag negen mannen bij elkaar in het huis van M. van der Elst, hoek Smalle Oude Gracht en Spaarne. Een naam hadden ze nog niet, maar in de volksmond werd het al gauw ‘Zang en Vriendschap’, ontleend aan het devies van het koor: ‘Het doel van ons vereenigd pogen is zang door vriendschap te verhogen’. Pas in 1850 zou het koor de naam Zang en Vriendschap voor het eerst zelf gebruiken. Het koor was een ‘liedertafel’, naar het voorbeeld van Duitsland waar elke zichzelf respecterende stad wel een ‘Liederkranz’ had. Het kwam erop neer dat de mannen gezellig met z’n allen aan tafel (of tafels) zaten en dan maar zingen, met een biertje erbij.
De eerste pakweg twintig jaar had het koor het niet gemakkelijk. Er bestonden tientallen koren in Haarlem, waaronder ook meerdere mannenkoren, versnipperd naar religieuze gezindheid of stand. De leden van Zang en Vriendschap hoorden tot de middenklasse, niet rijk, niet arm. Het was religieus en politiek een neutraal koor.
De eerste dirigent, Schmitz, had te kampen met een chronisch gebrek aan tenoren. Soms moest hij een beroep doen op vrouwen om mee te zingen. Daar kreeg hij zo schoon genoeg van dat hij in 1859 afscheid nam van het koor als dirigent. Hij werd erelid en raadgevend lid van het bestuur.
Zijn opvolger was het koorlid R. Roosdorp. Hij dirigeerde tot 1867. Het notulenboek van deze periode is helaas door brand verloren gegaan, zodat over deze jaren weinig bekend is. De Duitse musicus W.H.C. Schmölling nam het stokje van Roosdorp over. Hij won met Zang en Vriendschap de eerste prijzen. Maar voor het mannenkoor kwam de werkelijke doorbraak met de benoeming van
Robert Willem
op 14 juni 1883 tot ‘directeur’ oftewel dirigent van Zang en Vriendschap.
Robert, geboren in Den Bosch in 1847, speelde als violist in Amsterdam in het Paleis-Orkest en in het orkest van Felix Meritis. In 1875 werd hij tot vioolleraar benoemd aan de Haarlemse Toonkunstmuziekschool, in 1877 verhuisde hij naar Haarlem.
Bij de benoeming van Robert telde Zang en Vriendschap 67 zangers. Binnen een jaar won hij met deze zangers op een internationaal concours in Brussel twee eerste prijzen. Hij zou met het koor in totaal 18 medailles in de wacht slepen. In 1890 verleende koning Willem III Z&V het predicaat ‘koninklijk’. Voortaan was het dus: ‘Koninklijke Liedertafel Zang en Vriendschap’. In 1902 werd prins Hendrik beschermheer van het koor. Later, vanaf 1946 tot aan zijn overlijden in 2004, vervulde prins Bernhard die rol.
Het succes van Robert is deels toe te schrijven aan het feit dat hij voor een ander, ambitieuzer repertoire koos, bijvoorbeeld voor liederen als ‘Morgenlied’ of ‘Wildzang’ van de Haarlemse componist, pianist, organist en dirigent Philip Loots die ook nauw verbonden was aan Zang en Vriendschap. Recensenten waren laaiend enthousiast. Over het ‘Morgenlied’ schreef Willem Landré in de Oprechte Haarlemsche Courant: “Een juwelig muziekstukje…een snerpende critiek op alle ‘Omhoog’s’, ‘Rotsen in Zee’, ‘Zondagen op het meer’ etc. Het is alsof Loots heeft willen zeggen: ‘Ziet ge, het componeren voor een mannenkoor kan ook kunst wezen en hoeft niets gemeen te hebben met de lomp-harmonische en gedachtenarme voortbrengsels, zoals er nog vele op het repertoire voorkomen.”
Een andere recensent, componist en musicus Alphons Diepenbrock, achtte het ‘misschien mogelijk’ om op den duur zo ‘het peil van de volkszang hier te lande en die van de mannenzang in ’t bijzonder, op te heffen’. Toe maar, veel respect voor het niveau van de mannenkoren tot dan toe hadden de recensenten niet.
Afgezien van de repertoire-keuze van Robert: met zijn humor, maar ook zijn dwingende, disciplinerende aanwezigheid was het koor ‘een gewillig werktuig in de handen van dezen meester’, aldus een toenmalig koorlid.
De grootste klapper maakte Robert op 6 augustus 1901 in Keulen door het winnen van de Keizerprijs, de belangrijkste prijs die er destijds in Europa te halen viel. De gouden medaille, afgezet met briljanten, was voor het koor, de geldprijs van 3000 Duitse marken (een kapitaal in die tijd) voor de dirigent. Maar wat zong het koor daar? Onder meer het verplichte achtstemmige ‘Requiem, Benedictus und Sanctus’ van de inmiddels in vergetelheid geraakte Duitse componist en dirigent Heinrich Zöllner. De jury was unaniem in haar beoordeling. Bij thuiskomst in Haarlem liep de bevolking uit om de mannen te verwelkomen. En dat zou nog wel vaker gebeuren.
Zang en Vriendschap mag qua zang onder Robert het liedertafelniveau zijn ontstegen, maar in andere opzichten bleef het een liedertafel, en niet alleen in de naam. Robert moet ooit hebben geroepen: “Heren, zit toch niet eeuwig aan je sigaar te lurken, bedenk dat we hier zijn om te zingen.”
Fred Roeske
De grote Robert overleed op 1 maart 1914. Hij had de basis gelegd voor een bloeiperiode die, met onderbreking door de Tweede Wereldoorlog, zou voortduren tot begin jaren zestig van de vorige eeuw. Hij werd opgevolgd door de Amsterdammer Fred Roeske die het koor dirigeerde van 1914 tot 1923. Hij teerde enigszins op de successen van zijn voorganger. Ook het ledental daalde wat. De belangrijkste gebeurtenis in deze jaren was de opening van het eigen verenigingsgebouw aan de Jansstraat op 14 juli 1915, een mijlpaal in de geschiedenis van het koor. Het Gebouw Zang en Vriendschap was een geschenk van twee leden. Een eigen zaal met bar, een eigen nest voor feesten en partijen: tot op de dag van vandaag is dat een belangrijke factor om inhoud te geven aan het begrip ‘vriendschap’ in de naam van het koor.
Lieven Duvosel
Onder leiding van de Vlaming Lieven Duvosel (1924-1930) beleefde Z&V nieuwe hoogtepunten. Met humor en met enorm enthousiasme en gedrevenheid leidde hij het koor. Hij maakte de repetities zo aantrekkelijk dat de zangers het als een ramp beschouwden als ze er één moesten missen. Hij liet het koor oude succesnummers zingen, maar hij was als componist ook een vernieuwer die een nieuwe mannenkoorstijl probeerde te ontwikkelen.
In 1926 kreeg Z&V de eervolle uitnodiging om in Londen plaatopnamen te maken in de studio’s van Columbia Gramophone. De platenmaatschappij had gerekend op tachtig zangers, maar alle 160 wilden mee. Gulle Haarlemmers maakten dat financieel alsnog mogelijk. In Londen werden elf nummers vastgelegd op zes platen.
Het koor groeide ondertussen als kool. In het jubileumjaar 1930, toen Zang en Vriendschap honderd jaar bestond, telde het 220 leden. Dat jubileum werd groots gevierd. Maar helaas ontwikkelde zich ondertussen een groot conflict tussen dirigent en bestuur. Duvosel was een enthousiaste, onstuimige, energieverslindende man. In 1928 raakte hij overspannen, in ’29 stond hij er weer, maar in het jubileumjaar 1930 ging het alsnog mis. De dirigent bemoeide zich steeds meer met bestuurszaken. In een stemming keerde het merendeel van het koor zich tegen Duvosel. Hij stapte op, 43 zangers volgden hem. Overigens is het later weer helemaal goed gekomen tussen Duvosel en Z&V.
Frits Schuurman
Een nieuwe dirigent werd gevonden in de persoon van Frits Schuurman. Hij was dirigent van de Haarlemsche Orkest Vereniging (voorganger van het Noordhollands Philharmonisch Orkest), maar had nauwelijks koorervaring. Al gauw won hij het vertrouwen van de mannen. Na de onstuimige Duvosel bracht Schuurman Zang en Vriendschap in wat rustiger vaarwater. Maar het koor verloor niet aan kwaliteit. Topsolisten als Jo Vincent wilden nog altijd graag met het koor optreden. Een hoogtepunt onder Schuurman waren de twee concerten met het Residentie-Orkest in Den Haag: uitvoering van de ‘Altrhapsodie’ van Brahms. Zang en Vriendschap nam de koorpartij voor z’n rekening. Soliste was de destijds wereldberoemde Hongaarse contra alt Ilona Durigo.
Met de Tweede Wereldoorlog braken moeilijke tijden aan voor Z&V. Toen het koor op 12 september 1942 van de Duitsers het verzoek kreeg een radioconcert te geven op de genazificeerde Nederlandse Radio Omroep besloot de ledenvergadering daar niet op in te gaan. Het koor verdween uit de openbaarheid. Na de bevrijding repeteerde het koor op 15 juni voor het eerst weer onder leiding van Schuurman.
Jack P. Loorij
In januari 1946 nam Schuurman afscheid van het koor. Hij ging verder als dirigent van het Residentie-Orkest. Hij werd opgevolgd door Jack. P. Loorij, een amateur-musicus, maar wel een heel goeie.
Hij liet het koor van alles zingen: bekende populaire succesnummers uit de opera, maar ook werk van Da Palestrina, Händel en Mendelssohn. En niet te vergeten Schubert. Stond Z&V immers niet bekend als een Schubert-koor? En nog steeds kwamen topsolisten als Jo Vincent, Annie Woud, Gré Brouwenstein, Aafje Heynis of Arjan Blanken opdraven voor concerten met Zang en Vriendschap.
Maar eind jaren vijftig constateerde Jos de Klerk - musicus, dirigent en kenner van het Haarlemse muziekleven - dat het tijdperk van de grote Haarlemse mannenkoren en van de ‘liedertafelstijl’ voorbij was. Dat vond Z&V uiteindelijk kennelijk zelf ook. Op 30 augustus 1968 ging de ledenvergadering akkoord met een nieuwe naam voor Zang en Vriendschap. Het werd: ‘Koninklijk Toonkunst Mannenkoor Zang en Vriendschap’. De term ‘liedertafel’ werd uit de naam geschrapt. Het bestuur legde nog eens uit waarom. De liedertafelstijl was een zangstijl ‘waarin niet de uitbeelding van de tekst hoofdzaak was, maar een manier van zingen, welke ontaardde in een enorme geluidsexplosie, overgaand in een murmelend pianissimo, kortom in een onnatuurlijk vals romantische stijl’.
Inmiddels hadden koren in het algemeen, en mannenkoren in het bijzonder, het tij niet meer mee. De bereidheid om elke week een avond uit te trekken voor repetities verminderde. De doorbraak van de tv in de jaren zestig speelde daarbij een rol. En ook de komst van de vrije zaterdag, waardoor het weekeinde voor veel mannen al op vrijdagavond begon, uitgerekend de vaste repetitie-avond van Zang en Vriendschap. Later – maar dan is het al 1985 - besloot het bestuur de repetities om die reden te verplaatsen naar de maandagavond.
Jan Laarveld
Toch hield Z&V in de jaren zestig onder Jan Laarveld – in 1963 de opvolger van Loorij – nog dapper stand. Laarveld was een voor de hand liggende opvolger, hij kende het koor al goed als repetitor, als invaller voor Loorij en als recensent van de Nieuwe Haarlemse Courant. De recensent van de NRC schreef naar aanleiding van het jubileumconcert van Z&V in 1965 lovend over het mannenkoor ‘in ene tijd, waarin zoveel koren ten gevolge van de zegetocht van de televisie bijna noodlijdend zijn geworden’.
Wegens een ernstige ziekte moest Laarveld in 1970 afscheid nemen van Z&V. Lucas Vis volgde hem op, een groot talent met een schitterende carrière voor zich als dirigent van gerenommeerde orkesten. Na een jaar was Vis alweer vertrokken. Hij werd opgevolgd door Bart van Beinum, zoon van de bekende dirigent van het Concertgebouworkest. In 1973 vertrok ook hij alweer. Met de amateurzangers van Z&V kon hij niet overweg.
Wouter Schmidt
En toen kwam Wouter Schmidt, beroepszanger bij het Groot Omroepkoor en dirigent van ‘Stem des Volks’ uit Amsterdam. Aan hem de taak het koor dat inmiddels nog maar zo’n veertig leden telde, weer uit het dal te trekken. Hij maakte een vliegende start. Al in 1974 sleepte hij op een concours in het Duitse Weissenthurm twee eerste prijzen in de wacht. Schmitz boorde voor het mannenkoor nieuw repertoire aan. Bijvoorbeeld door uit de klassieke opera niet alleen de mannenkoren eruit te pikken, maar ook nummers waarvoor de medewerking van gemengde of vrouwenkoren vereist was. Hij zette ‘Das Berliner Requiem van Kurt Weill op het repertoire. In het Concertgebouw van Amsterdam zong Zang en Vriendschap samen met het Toonkunstkoor Amsterdam en begeleid door het Concertgebouworkest in 1976 ‘La Damnation de Faust’. In 1988 bracht Z&V voor het eerst ook de ‘Carmina Burana’ ten gehore, en nog een keer in 1991, samen met andere koren. In 1992 maakte Schmitz nogmaals een enorme klapper door van een concours in het Duitse Lingen met vier eerste plaatsen thuis te komen.
In 1991 zong Z&V voor het eerst onder de nieuwe naam ‘Koninklijk Haarlems Mannenkoor Zang en Vriendschap’. De verklaring voor deze naamsverandering: Z&V was geen lid meer van ‘Toonkunst’, maar was toegetreden tot het Koninklijk Nederlands Zangersverbond.
Het tijdperk Schmitz kwam ten einde in mei 1994. Het bestuur vond dat onder hem het specifieke mannenkoor-repertoire te weinig aan bod was gekomen. Bij zijn afscheid werd opnieuw onder meer de ‘Carmina Burana’ gezongen. Schmitz werd erelid van het koor. En hij kreeg de Legpenning van de stad Haarlem.
Johan Bril
Als opvolger van Schmitz ging Zang en Vriendschap in zee met Johan Bril, een ervaren koordirigent en bij diverse omroepen opnameleider klassieke muziek. Maar dit avontuur met Z&V duurde nog geen jaar. Het boterde niet tussen dirigent en koor.
Een nieuwe dirigent was snel gevonden, dichtbij huis:
Piet Hulsbos
De mannen van het koor kenden hem al als begeleidend pianist. Hij was (en is) een beroepsmusicus met een studie koordirectie en orgel op zak. Als pianist was hij in 1981 mee geweest op concertreis naar Wales.
Hulsbos had er geen probleem mee dat het koor weer meer accent wilde leggen op repertoire voor mannenkoren. Hij had een voorkeur voor liederen van Schubert, de ‘Soldatenmis’ van Boshuslav Martinu (uitgevoerd op 4 mei 1996 en 4 mei 2001). Een hoogtepunt was wat hem betreft het concert in 2000 met werk van de Engelse componist Sir Arthur Sullivan.
Maar ook samenwerken met vrouwen- of gemengde koren ging hij niet uit de weg. Onder zijn leiding werd tot twee keer toe de ‘Carmina’ uitgevoerd, in 1996 en in het jubileumjaar 2005 bij het 175-jarig bestaan van het koor. Verdere successen van Hulsbos: de eerste plaats op het Floriade-concours in 2002 en in 1997 een tweede plaats op een concours in Noordwijjk. Piet Hulsbos dirigeerde het koor tot 2011. Toen, per 1 januari, nam de huidige dirigent
Arno Vree
het stokje over. Al houdt het koor vast aan het idee dat Z&V een klassiek mannenkoor is, is het onmiskenbaar dat het repertoire van het koor onder Arno Vree verder is verbreed. Het meest sprekende voorbeeld daarvan is het concert ‘Popclassics’ op 1 december 2019 in het Patronaat, de poptempel van Haarlem, waarbij Vree als dirigent de ballads voor z’n rekening nam en gastdirigent Michel de Valk de up-tempo nummers. Vermeldenswaard is hier ook het optreden met Niels Geusebroek in 2015 op Bevrijdingspop voor 60.000 toeschouwers.
In 2013 behaalde Z&V een eerste plaats op een KNZV-concours in Alphen aan de Rijn. In hetzelfde jaar was er een optreden op de Grote Markt ter verwelkoming van het kersverse koningspaar Willem-Alexander en Máxima, samen met het jongerenkoor van de Koorschool en in samenspel met het carillon van de Bavo.
Bijzonder was ook de uitnodiging om in een uitzending van Podium Witteman het nummer ‘Flappie’ te zingen samen met Youp van het Hek. En dan was er nog in 2017 het Moederdagconcert in de Philharmonie met Niels Geusebroek en Tania Kross.
In 2019 maakte Z&V een zeer geslaagde concerttour door Duitsland naar Dresden, Meissen, Keulen (optreden in de Dom) en Solingen (concert met het oudste mannenkoor van Europa: der Bergische von 1803, inmiddels ter ziele).
Absoluut hoogtepunt van de afgelopen jaren was op 13 november 2022 de uitvoering van de Misa Criolla in de Josephkerk aan de Jansstraat. De kerk zat stampvol en het publiek was dolenthousiast na afloop.
Inmiddels vertoont het ledental van Zang en Vriendschap een duidelijk stijgende lijn. Terwijl het tijdens de coronapandemie richting de vijftig daalde, telt het koor inmiddels weer zo’n zeventig leden.
Op naar het 200-jarig bestaan in 2030.